Meditatie- Geloofsheiligen
Beste lezer,
Boven deze meditatie staat: GELOOFSHEILIGEN en dat is naar de bekende Bijbeltekst uit het Bijbelboek Leviticus. Daar staat dat Mozes tegen het volk van God moet zeggen: Wees heilig want Ik, de HERE, jullie God ben heilig (Lev. 19:2b).
De maand december kent feestdagen die al weken voor die tijd zichtbaar zijn, hun licht vooruit werpen. Op deze laatste zondag van november begint in het kerkelijk jaar de adventstijd, de kerkelijke voorbereidingstijd voor het kerstfeest. En over een week wordt in veel gezinnen en op veel plaatsen het bekende sinterklaasfeest gevierd. Het feest genoemd naar de heilige Sint Nicolaas.
Sinterklaas was een bijzondere man, een kindervriend, die er van hield om uit te delen. Zijn weldadigheid, die opviel bij zijn omgeving, is legendarisch geworden en zelfs nu nog bekend. Dat is niet niks. En dat van iemand die al zo lang geleden leefde. Hij leefde nl. in de 4e eeuw en ook nog in een heel andere omgeving, in Myra (Klein-Azië). Juist om dat uitzonderlijke van de bisschop van Myra, want dat was hij, deze Nicolaas, spreken wij hem aan als Sint Nicolaas, de heilige Nicolaas.
Minder bekend van hem, dan zijn royaal zijn met cadeautjes, is de strijd die hij in zijn tijd voerde tegen de dwaalleer in de kerk.
Bisschop Nicolaas uit Myra was één van de afgevaardigden naar de kerkvergadering van Nicea in 325. Op die kerkvergadering (concilie heette dat toen en vandaag zouden we zeggen synode), daar op die kerkvergadering ontkende een zekere Arius met klem dat Jezus de zoon van God is. Bisschop Nicolaas uit Myra werd daar zo boos om, dat hij opstond van z’n zitplaats en naar voren liep en Arius een flinke oplawaai verkocht. Dat bracht hem toen een tijd achter de tralies in de gevangenis.
Ook dat is Sint Nicolaas, een strijder voor de ware leer. Een gereformeerde broeder zouden we vandaag zeggen.
Heiligen zijn voor ons besef uitzonderlijke mensen, met iets van een stralenkransje om hun hoofd. En de aanduiding “heilig” geldt bepaald niet voor iedereen. Wanneer wij al eens in de schoenen van een heilige staan, dan is dat hooguit voor één dag. Op 5 december kunnen wij voor elkaar een sinterklaas zijn. En (om het eens met een woordspeling te zeggen} als de cadeautjes zijn uitgepakt, dan kunnen wij onze rol van sinterklaas wel weer inpakken. Wij kunnen niet iedere dag voor sinterklaas spelen. In de schoenen van een heilige voelen wij ons toch niet erg op onze plaats. Wij voelen ons niet zo’n heilige of zo heilig.
In de Bijbel wordt het woord heilige, zeg maar de sint, helemaal niet gereserveerd voor een enkeling, voor mensen die bijzonder zijn. De apostel Paulus noemt de gemeenteleden in Korinthe (1 Kor. 1:2) ‘geroepen heiligen’. Dus in die gemeente van Korinthe gold wel degelijk iedereen als heilig. En dan had Paulus op die leden van de gemeente van Korinthe van alles aan te merken. Maar dat neemt niet weg dat hij ze als heiligen aanspreekt.
In de Bijbel wordt ook over het heilig zijn van God zelf gesproken. Ik de HERE uw God ben heilig (Lev. 19). Een mens kan ook heilig genoemd worden, wanneer er in zijn leven sprake is van een totale gerichtheid op God. En op de naaste. Dat is gewoon je oorspronkelijke bestemming van mens-zijn. Maar dan moet wel het-gericht-zijn-op-jezelf, op je eigen ik, doorbroken worden.
Wij zien onszelf niet zo gauw als heiligen. Wij vinden ons niet zo bijzonder. Zo’n man als sinterklaas, ja, dat is een bijzonder man. Maar de avond van de heilige zou plaats moeten maken voor een leven als heilige. Dat vraagt de HERE van ons. Wij zijn geroepen heiligen. En dan zijn we niet iets bijzonders, maar moet dat heilig-zijn en heilig leven voor ons gewoon een levenshouding zijn. In de gerichtheid op God en op de naaste. Sinds dat Bijbelwoord uit Leviticus 19 klinkt het de eeuwen door als een appèl op het volk van God: Heilig zullen jullie zijn, want Ik de HERE uw God ben heilig.
In de Rooms-Katholieke Kerk kun je vanwege bijzondere verdienste heilig verklaard worden door de Paus. Ze kennen daar veel heiligen: sint Petrus, sint Paulus, sint Nicolaas, enz. Maar de Bijbel leert ons dat wij door de HERE heilig verklaart worden, als het ware met een stralenkransje om ons hoofd. Heilig verklaard door de bijzondere verdienste van Christus. Hij gaf zijn lichaam en zijn bloed om voor zichzelf een volk te kunnen heiligen. Uit onszelf zijn wij onheilig. Door alle zonde en schuld die we bij ons dragen. Wij, met onze besmeurde handen en vuile harten. Maar we worden geheiligd door het bloed van Christus onze zaligmaker. Vanuit dat geloof zijn wij allemaal sinten, heiligen en dat niet alleen op 5 december.
Als gelovige christenen mogen wij gemeenschap hebben met de Here Christus en deel hebben aan al zijn schatten en gaven. Hij deelt zijn cadeaus royaal uit. En zo zijn we ook gericht op elkaar. Ieder is verplicht de cadeaus die hij van z’n royale God en Vader gekregen heeft tot nut en heil van de andere leden gewillig en met vreugde te gebruiken om voortaan in echte liefde met je naaste te leven.
Zien we onze rijkdom om kind van God te zijn??
De tragiek van de moderne mens is dat die zich alleen maar kan vergapen aan sinterklaas en de kerstman, met alles er op en er aan, cadeautjes, lichtjes, sfeer en noem maar op. Op zich niets tegen een gezellige avond, of gezellige kerstdagen, tegen cadeautjes geven of eens lief en aardig zijn voor elkaar. Maar als dát het enige is wat we hebben, waar we naar uitkijken… Als dát het is, wat die donkere dagen aan het einde van het jaar wat licht moeten geven en wat moeten opvrolijken…..
In de tijd van advent, de kerkelijke voorbereidingstijd voor het kerstfeest, gaat de middenstand in de stad ons al voor, met verlichte straten en versierde winkels. Maar dit is uiterlijke schijn. Kunstmatig licht en verlichting.
Wij zijn als christenen, die de Heiland verwachten, toch verder? We zien toch niet meer uit naar het kind in de kribbe? Onze bijbel eindigt toch niet bij de geboorte van Jezus, maar door Gods Geest hebben wij méér ontvangen.
Gods kinderen, geroepen heiligen, gaan een heerlijke toekomst tegemoet.
Zo leven we nu in de Adventstijd (met een hoofdletter), niet meer uitziend naar de komst van het Kind in de kribbe (want Hij is al gekomen), maar naar zijn wederkomst, zijn komst op de wolken, uitziend naar de bruiloft van het Lam.
Amen.