Meditatie

ALS U NIET ZELF MET ONS MEEGAAT, LAAT ONS DAN NIET VERDER TREKKEN (Exodus 33)

Na de bevrijding uit Egypte en na de zonde met het gouden kalf is het volk Israël onder leiding van Mozes op weg naar
het beloofde land. De HERE zegt dan tegen Mozes (Exodus 33:1 + 11-15): ‘Vertrek van hier, met het volk dat je uit Egypte
hebt weggeleid, en ga naar het land waarvan Ik Abraham, Isaak en Jakob onder ede heb beloofd dat Ik het aan hun
nakomelingen zou geven.
De HERE sprak persoonlijk met Mozes, zoals iemand spreekt met zijn vriend.
Toen zei Mozes tegen de HERE: ‘U draagt mij wel op het volk verder te laten trekken, maar U hebt mij niet laten weten
wie U met mij mee zult sturen, terwijl U toch gezegd hebt: “Jou heb Ik uitgekozen, jou ben Ik goedgezind.” Als dat
werkelijk zo is, laat mij dan weten wat uw plannen zijn. Dan leer ik U kennen en weet ik zeker dat U mij goedgezind bent.
Vergeet toch niet dat deze mensen uw volk zijn.’ De HERE antwoordde: ‘Moet Ik dan zelf meegaan om je gerust te
stellen?’
Mozes zei: ‘Als U niet zelf meegaat, laat ons dan niet verder trekken.


Ondanks dat het volk Israël bevrijd is uit Egypte en onderweg naar het beloofde land is het volk van God niet blij en
dankbaar. Ook in die tijd waren er mensen die dachten dat je prima verder kon gaan zonder God. Als de God van
Abraham, Isaak en Jakob niet wil zoals jij wilt, voor Hem tien anderen, zei het volk Israël toen. Dan maken we er zelf wel
één. Zoals ze toen ook gedaan hadden met het gouden kalf. Dan is God kwaad en mogen ze niet verder gaan naar het
beloofde land.
Maar Mozes spreekt dan met God en dankzij het pleidooi van Mozes mag het volk toch weer verder trekken. Alleen God
zou Zelf niet meer mee gaan. Maar dat wilde Mozes juist niet. Hij wist: ik kan geen stap gaan zonder God. En ook het
hele volk kan geen stap gaan zonder God. Daarom ook de conclusie van Mozes: Als God niet met ons mee gaat, dan
heeft het geen zin om verder te trekken.


Verder staat er nog een bijzonder moment in vers 11: De HERE sprak persoonlijk met Mozes, zoals iemand spreekt met
zijn vriend. In die tekst zien we iets van het hart van God. Aan de ene kant zijn heiligheid en daarom ook zijn boosheid na
de zonde met het gouden kalf en tegelijk ook Gods genade. Mozes mag God ontmoeten als een vriend.
En die vriendschap van God met Mozes is zo vertrouwelijk geworden dat Mozes met God zelfs de discussie durft aan te
gaan als Mozes aan God vraagt (vs. 12 + 13): “Wie gaat U dan met ons mee zenden als we verder trekken? Het is toch
Uw volk?” In Gods antwoord zien we meteen de genade en de trouw van God. “Moet Ik dan zelf meegaan Mozes, om je
gerust te stellen?” Daarop antwoordt Mozes, als een soort belijdenis: “Als U niet zelf met ons meegaat, laat ons dan niet
verder trekken” (vs. 15).


Dat is een belangrijke tekst, ook voor ons, om steeds weer voor ogen te hebben. Want hoe snel lijken we niet op het
volk Israël dat geen geduld heeft en dan doet waar ze zelf zin in hebben? Durven wij God in alles de leiding in handen te
geven? Want daar gaat het hier toch om? Betekent dit, dat we dan geen eigen verantwoording meer hebben en maar
moeten afwachten? Nee, we moeten juist doen wat onze verantwoordelijkheid is en doen wat God van ons vraagt.
Tegelijk moeten we ons steeds bewust zijn dat we God nodig hebben en dat ons leven zonder Hem geen zin heeft.


Diezelfde gedachte sprak koning Salomo ook uit in Psalm 127: Als de HERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de
bouwlieden. En de apostel Petrus zou later in één van zijn brieven schrijven dat het kostbaar is om op Jezus Christus te
bouwen, want wie niet op Hem bouwt, wie niet gehoorzaamt aan het Woord van God, zal struikelen (1 Petrus 2:8).
Deze tekst geldt voor al ons werk. En dat spreekt ons nog meer aan in het begin van een nieuw jaar. Als God niet
meegaat, stop er dan maar mee. Want dan zal het geen vrucht dragen. Dat geldt net zo goed voor ons christelijk leven,
als voor ons dagelijks leven. Of we nu naar ons werk gaan of thuis zijn of onze vrije tijd doorbrengen. Als God niet met
ons meegaat, laten we dan maar niet verder trekken.
Natuurlijk is het meeste werk niet geestelijk en zijn we met onze dagelijkse dingen bezig. Maar ook daar mogen, ja
moeten we God in betrekken en ons zelf de vraag stellen: besteed ik mijn tijd aan de dingen die God van mij vraagt?
Want al onze tijd is immers Gods tijd? Ook in dit nieuwe van God ontvangen jaar.

S.W.P. Verkade sr.